Voor de slechtste dag van mijn leven kan ik wat meer kanshebbers bij elkaar sprokkelen dan voor mijn beste dag.
De dag dat ik te horen kreeg dat ik bleef zitten in 5 VWO, was zo’n slechte dag. Nu ik er mijn focus op zet, kan het ook net zo goed de keer geweest zijn, het jaar voordien, dat ik bijna bleef zitten. In ieder geval blijven zitten, of bijna blijven zitten, maakte zo’n diepe indruk op mij, dat ik toen ik het hoorde op school, dat ik direct omkeerde, naar de fietsenstalling in de kelder liep, mijn fiets pakte en wegreed. Niet direct naar huis, maar via een heel ruime omweg. Zodat ik tijd en ruimte had om eens goed met mezelf in gesprek te gaan. Ik nam het heel zwaar op. Hoe kon het toch bestaan, dat ik, met zo’n stel hersens, (bijna) een klas moest overdoen? Hoe kon dat toch. Ik nam ruim de tijd om mezelf voor de kop te slaan, de schuld te geven en streng toe te spreken. Waar was ik mee bezig?
Nu ik zo weer even terug ga naar dat moment, naar die periode, begin ik het wat beter te snappen dan ik toen deed in het moment zelf.
Inderdaad ik heb een goed stel hersens. Met die hersens alleen zou ik school makkelijk moeten kunnen doorlopen hebben. Ik wist toen nog niet eens dat ik in de lagere school 2 klassen had mogen overslaan. Dat is nooit gebeurd, maar dat is mogelijk voer voor een ander verhaal later in de cyclus. Op capaciteit alleen had ik nooit problemen mogen hebben. En op basis van die gedachte alleen, had ik alle recht om boos te zijn op mezelf.
Emoties en gevoelens bestonden niet bij mij thuis. En al zeker niet het uiten daarvan. We mochten thuis ‘geen leven’ maken, want de klanten en de buren zouden er toch eens achter kunnen komen dat er ook twee kinderen in huis rond liepen. Huilen mocht niet (‘Toe maar, ja, gooi er nog maar eens een muntje in. Dan kun je opnieuw beginnen’). Blijdschap en boosheid uiten gaf teveel lawaai (Wat moet buurvrouw wel niet van jullie denken?) Kortom emoties en gevoelens mochten er niet zijn. Sterker nog, die bestonden gewoonweg niet. Als emoties en gevoelens niet (mogen) bestaan, dan kunnen deze dus geen invloed hebben op leerprestaties op school. Zo bekeken was er dus reden genoeg om boos te zijn op mijn zittenblijven in VWO 5. Was ik zelf al boos, mijn ouders waren teleurgesteld. En teleurgesteld is veel erger dan boos, vertelden ze er dan bij.
Omdat emoties en gevoelens niet mochten bestaan, kon gepest worden op school geen invloed hebben. Kon ongelukkig zijn daarom geen invloed hebben. Kon het oppotten van gevoelens en emoties, die ik in overvloed had als hooggevoelig kind (zonder het zelf te weten), geen invloed hebben. Maar dat hadden ze natuurlijk wel. Omdat er geen aandacht aan werd geschonken, was mijn zittenblijven daarom onverklaarbaar. Heel bijzonder, tussen haakjes, was dat mijn jongere broertje in dat jaar ook bleef zitten. Zou bij hem dit ook hebben meegespeeld?
Een andere vermeldenswaardige dag, illustreert heel goed het niet mogen hebben van gevoelens en emoties.
Ik zal een jaar of 15 zijn geweest, dus iets jonger dan de dag waarop ik te horen kreeg dat ik een jaar moest overdoen. Ik zat of lag op de roze driezitter en hoorde op de radio het liedje van Wet Wet Wet ‘Wishing I was Lucky’. Ik zat zo goed in mijn vel op dat moment, dat ik het liedje meezong. Maar ik zong heel iets anders. Ik zong ‘Wishing I was Dead’. Mijn moeder hoorde dat en zei toen: ‘Hoe durf je dat toch te zeggen. Je hebt toch alles?’
Die zin illustreerde perfect hoe niet begrepen ik werd en hoe emoties en gevoelens geen rol mochten en konden spelen in het leven.
Zo had ik mij een paar maanden tevoren, enorm zitten verheugen en dat ook meerdere keren gezegd, dat de LP show waar ik graag naar luisterde, ging uitbreiden naar 2 uur zendtijd en dat ik daar naar uit keek en heel veel zin in had. Maar op de dag zelf wilden mijn ouders daar ineens niets meer van weten. De eerste uitzending van 2 uur, als CD show heb ik daarom gemist. Dat heb ik heel erg gevonden, want ik hechtte daar veel waarde aan. Zolang al op gezinspeeld hebben en dan op de dag zelf ineens niet mogen, dat vond ik zo oneerlijk. Zeker als de week er op het ineens geen probleem meer was. Het heeft er alle schijn van dat mijn ouders niet overweg konden met dat iemand iets leuk vond en zich ergens op kon verheugen en het mij daarom deze ‘eerste keer’ ervaring misgunden.
Slechte dagen vanwege het verlies van een dierbare.
Op vrijdag 11 mei in 2018 was Amaya gaan wandelen met de hond, even lekker frisbee vangen in de duinen. Na een half uur belde ze dat we naar de dierenarts moesten met hem. Hij was in elkaar gezakt na het vangen van een ‘vliegschijf’. Ze haalde mij thuis op en met Wuf in de laadruimte gingen wij naar de dierenarts. We tilden hem samen uit de auto en legden hem op een dokterstafel. Het was eigenlijk wachten tot het over was. Met zijn hoofd over de rand van de tafel stroomde er allemaal vocht uit zijn bek. Dat zei al genoeg. Even later ging hij heen.
De ochtend daarop had ik een tweedaagse beurs in Eindhoven. Die heb ik gewoon gedraaid. Ik weet nog wel dat ik vol zat van het gebeuren en dat ik tegen beurscollega’s het erover had en dat er een klant was die van de hond een boodschap moest doorgeven. Dat we goede baasjes zijn geweest en ook dat hij al langer last had van de kussentjes onder zijn poten en daarom niet meer graag ging wandelen, maar wel gek was op het zand van de duinen.
Pas de dag na de beurs, op maandagochtend tijdens het afwassen, komen de emoties omhoog en heb ik gehuild zoals ik nog nooit heb gedaan.
Ik heb dus 2,3 dagen mijn emoties teruggedrongen, maar ze wel toegelaten zonder terughouden. Nu ik dit opschrijf komen de tranen weer.
Anderhalf jaar later op de dag van kerstavond 2019, ging heel plotseling mijn grote caviavriend Rein heen. Ik was net wandelen met de nieuwe hond, toen Amaya belde dat ik gauw naar huis moest komen, want het ging niet goed met Rein en het zou niet lang meer duren.
Hij was al een tijdje als een dolleman zijn vrouwtjes aan het berijden geweest. Tot hij op een moment op een vrouwtje zat en er in bleef. Net als de hond ging hij heen tijdens zijn favoriete bezigheid.
Ik was net op tijd thuis om hem in mijn armen zijn laatste adem te laten uitblazen.
Zoals ik bij de hond uiteindelijk na 2 dagen mijn emoties kon lossen, lukte dat bij het overgaan van Rein niet meteen. Pas veel later, een half jaar of zo, heb ik serieus gehuild over hem. Ik nam er net als bij de hond op dat moment niet de tijd voor. Ik heb lange tijd gehad als ik aan Rein dacht, dat ik volschoot.
Huilen, heb ik eigenlijk alleen gedaan bij het overlijden van mijn huisdieren. Op begrafenissen van familieleden of anderen, kan ik me niet heugen dat ik een traantje moest laten. Best veelzeggend eigenlijk.
Maar goed, het onderwerp is slechte dagen. Ik kan er nog een paar benoemen. Toen ik tijdens het kas draaien voor een bank voor de eerste keer een redelijk groot bedrag miste, had ik het wel even benauwd. Ik was ervan overtuigd dat mijn laatste uur was aangebroken. Dat ik een uitkering kon gaan aanvragen. Ik was echter niet de eerste die zo iets overkwam en ik hoefde het niet uit eigen zak terug te betalen of zo en mocht de andere dag gewoon weer terug komen. Ik werd er nog secuurder van. Zo secuur zelfs, dat ik twee werkweken achtereen helemaal geen verschil had.
Ik bleef dus zitten in VWO 5. Dat was toen zowat het eind van de wereld voor mij. Maar aan de andere kant was het ook een zegen. Ik kwam het andere jaar in een klas terecht, waar ik mijn eerste vriendin leerde kennen. Dat was niet gebeurd, als ik gewoon was overgegaan.
Het uitgaan van de verkering was ook zo’n slechte dag/periode. Als ik foto’s terug zie van die tijd, is dat zeer wel aan mij te zien.
Ik heb een aantal keer een slechte dag of periode gehad, die achteraf heel waardevol bleek te zijn, omdat die gebeurtenis aanleiding gaf tot een enorme sprong voorwaarts in persoonlijke groei.
In augustus 2011 en in oktober 2012 belandde ik in het ziekenhuis met een 'epilepsie' episode.
Beide keren had ik dood kunnen gaan. In 2011 werd ik opgehaald door een entiteit, een Maya hogepriester, die mij inzegende en een inwijding gaf. Toen werd ik meegenomen naar boven. Ik was daar graag gebleven maar werd vriendelijk maar dwingend teruggestuurd. Ondertussen was ik al naar het ziekenhuis gebracht door een ambulance. Ik was zo gedrogeerd, dat ik totaal geen redelijk idee had, van waar ik mij precies bevond. Ik zweefde boven mijn lichaam, en was overtuigd dat ik niet voor aan op de afdeling een kamer had, maar helemaal achterin ergens. De gloednieuwe schedel van hematiet, Johannes, was energetisch meegereisd en stond mij 'aan te kijken' vanuit een kamer aan de overkant van de gang (zie hierover een eerdere blog). Ik heb er 5 dagen gelegen, in het ziekenhuis. Ik ging naar huis, moe moe. Ik ben nog nooit zo moe geweest als toen ik de beide keren uit het ziekenhuis kwam. Het grappige was, dat die 1e episode mij stuurde in de juiste richting voor het willen leven vanuit mijn gevoel. Ik begon met het uitzoeken van het hoe en waarom en met ondersteuning van de Tzolkin kwam ik tot een aantal bijzondere ontdekkingen over de reden waarom gebeurde wat moest gebeuren.
Ik had sinds die dag geen enkele last meer tot ergens van voor in oktober 2012 na mijn zomervakantie. Op het werk kreeg ik last van 'epilepsie'. Amaya haalde mij op en bracht me naar huis, maar thuis bleef het doorgaan met kleine onverwachte momentjes, die steeds vaker terug kwamen. Soms maar voor een paar seconden, maar even goed. De dokter van de HAP waar we dan toch maar naar toe gereden zijn, vond dat ik er heel goed mee omging met zo’n onverwacht moment. Ik kocht er geen brood voor, maar een compliment was het wel. Uiteindelijk ben ik alsnog en dus opnieuw in het ziekenhuis terecht gekomen. Nu op een kamer met vier of zes man, als ik het mij goed herinner.
Ik heb het op de een of andere manier geweten dat ik nog eens terug naar het ziekenhuis zou gaan, want als ik naar het werk ging en ik reed voorbij het ziekenhuis was er geregeld een stemmetje wat zei, daar kom ik nog eens te liggen.
Een paar weken voor ik weer het ziekenhuis inging, was er een andere schedel die in mijn leven kwam. Een groene jade schedel met een enorm teken midden op zijn hoofd. Toen ik deze kocht en mijn vrouw en haar vader zagen hem, wisten ze al hoe laat het was. Ik was mij van niks bewust. Ik vond hem gewoon mooi.
In het ziekenhuis kreeg ik de ene aanval op de andere. Ik ging goed tekeer. Tegenover mij lag een tandarts en die kon tijdens zo’n aanval zo in mijn mond kijken dat hij kon vertellen dat ik een sterk gebit had.
Het was uiteindelijk niet meer te houden en ik verhuisde naar een aparte kamer. Daar lag ik een tijdje, ontmoette een maatschappelijk werkster die mij bezig zag en mij erop attendeerde dat het erop leek, gezien mijn houding en doen, dat mijn innerlijke kind, de pasgeboren ik, van zich liet horen. Daar zat wel iets in, vond ook mijn vrouw. Het ging eigenlijk steeds slechter. Op een avond bracht de zuster medicijnen. Ik nam ze in en schoot gelijk in een episode. Ik zeg tegen de zuster: deze stopt niet meer. De zuster gelooft mij niet en gaat verder met haar werk. Ik had het wel goed aangevoeld, want ik ben de hele nacht doorgegaan met aanvallen op mijn bestaansrecht, mijn zijn, te verwerken. Er zat geregeld een nachtzuster te waken bij mijn bed. En op een gegeven ogenblik kwamen ze met een spuit af. Deze legden ze op een kastje, maar gebruikten hem niet. Ik voelde me steeds wanhopiger worden. Het bleef maar doorgaan. Op een gegeven moment hoorde ik het achter mijn voorhoofd kraken. Het leek alsof er draden aan het doorbranden waren. Ik zou dit niet meer heel lang volhouden. Nog een paar keer zo’n aanval en ik zou er niet meer zijn. Zover kwam het niet. Ik ging inderdaad bijna dood. Maar intuïtief wist ik ineens wat ik moest doen om het te stoppen. Dat kreeg ik ingefluisterd op de een of andere manier. Mijn rechterwijsvinger bracht ik naar mijn derde oog en legde hem daarop en drukte in. Toen stopte het. Even later kwam een kuisvrouw de vloer dweilen. Ik lag kletsnat van het zweet in het ziekenhuisbed. Ik hoorde de kuisvrouw een liedje zingen en werd er helemaal door ontroerd. Ik stak mijn hand uit en deze pakte ze vast en kneep er even in. Dat was zo’n ontroerend moment. Dat vergeet ik nooit meer.
Ik leefde nog. Ik was opnieuw niet doodgegaan. Deze keer was ik niet teruggestuurd omdat ik nog iets af te maken had, maar was ik het zelf geweest die het proces had stilgezet, zodat ik als mens verder kon met mijn ontwikkeling en groei.
Een dag of zo later werd ik naar een specialistisch centrum gestuurd. Daar beleefde ik een van mijn slechtste dagen ooit. Ik was zo moe van die uitputtingsslag, dat ik niets liever wilde dan slapen slapen slapen.Maar juist dat mocht niet. Toen ik daar aankwam heb ik eerst een halve dag een intakegesprek ondergaan, dat ik, zonder dat er ‘gekke’ dingen gebeurden, overleefde. Ik bleef daar om geobserveerd te kunnen worden. Maar daar had ik helemaal geen zin in. Ik wilde op mijn kamer blijven en uitrusten. Uiteindeljk was er een zuster die mij liet weten dat ik er vrijwillig aanwezig was en dus weg mocht wanneer ik dat wilde. Dat heb ik toen in gang gezet. Het kostte wat overredingskracht en het was tegen de zin van de instelling in, maar naar huis ging ik. Met pijn en moeite, maar het lukte. Thuisgekomen heb ik een paar dagen nog wat ‘naschokken’ gehad, tot die ook uit mijn lijf waren en ik mezelf bij elkaar kon rapen en opnieuw beginnen.
Hoe zwaar en frustrerend het ook was, deze periode was opnieuw een katalysator voor persoonlijke groei. Ik leerde dat ik hoogstwaarschijnlijk niet juist ben gediagnosticeerd, ooit. Ik leerde mezelf opnieuw en beter kennen, leerde nog meer op mijn intuïtie te vertrouwen en voor mezelf op te komen.
Was dat dan niet een heel zware les? Ja, dat was het. Volledig binnen de verwachting was het zwaar, maar niet zo zwaar dat ik het niet aan kon. Ik leerde opnieuw dat ik sterker ben dan ik ooit krediet voor heb gekregen.
Reactie plaatsen
Reacties