Het maken fouten. Niet mijn favoriete bezigheid. Zeker niet in de eerste helft van dit leven. Perfectie was de norm. Alles wat minder was dan 0 fout werd afgestraft of kon rekenen op commentaar. Na een aantal van zulke episodes, was ik vlug klaar met fouten maken. Ik had geen zin meer in steeds maar de les gelezen te worden. Over iets belangrijks, d’accord. Maar als ik bij, in mijn ogen, iets pietluttigs, net zo’n grote preek krijg als bij een flinke miskleun, dan klopt er iets niet.
Om preken te ontlopen of voor te zijn, begon ik maar met alvast van mezelf perfectie te eisen. Niet dat dat hielp. Ik maakte dan geen fouten meer, maar de manier waarop ik iets deed was dan niet naar de zin. Dus kreeg ik alsnog een preek. Goed was het nooit. Na een geweldig gezellige middag bij mijn vriendin 5 minuten over tijd thuis aankomen en de deur al op slot vinden. Of, na een avondje stappen en iets later thuis komen aan een verhoor onderworpen worden met de insteek uit te zoeken of ik misschien aan de drugs zit. En dat allemaal voor een kwartiertje later thuis na een supergezellige avond met vrienden of de toneelvereniging. Het was nog buiten het gsm tijdperk, d’accord. Het is eigenlijk abnormaal, maar voor mij was het vrij gewoon om dit mee te maken. Ik kwam er pas later achter, dat het helemaal niet zo gewoon was. Maar goed, dat niet geheel terzijde.
Deze keer gaat het dus over fouten, miskleunen uit het verleden. Ik heb lang gedacht, dat ik in de eerste twee weken van dit leven iets enorm fout moet hebben gedaan. Waarom zou ik anders direct zo gestraft worden met twee keer zo ziek zijn binnen een half jaar, tot bijna op de dood? Dat is eigenlijk een onderwerp om op een andere keer op verder te borduren. Dus laat ik het hier even bij.
Of het een fout was, daar valt over te twisten, maar het voelde wel zo. Dan heb ik het over een van de eerste leeslessen in de eerste klas van de lagere school. De juffrouw pakte stevig mijn arm beet en sleurde mij van mijn stoel naar een tafel met stoel voorin de klas, ter hoogte van de lessenaar. Daar mocht ik een boekje lezen op mijn eigen niveau. Ik weet nog dat de juffrouw een beetje een raar commentaar gaf, alsof ze iets moest doen waar ze het niet mee eens was. Het voelde voor mij als of ik iets fout had gedaan, ik kon al lezen, en ik daarom apart moest gaan zitten. Leuk was anders. Het is daarna niet meer voorgevallen. Dat vond ik dan toch ook wel weer een beetje raar. Had ik dan toch iets fout gedaan, waardoor ik terug mee moest doen met de rest van klas? Ik had mezelf al een flink schuldgevoel aangepraat. Dat was eigenlijk nergens voor nodig.
Later kwam ik erachter dat ik twee klassen had mogen overslaan. Nooit gebeurd. Waarom, dat weet niemand met zekerheid te vertellen. Dit heeft wel invloed gehad op hoe ik mij voelde toen de uitslag van de cito toets werd meegedeeld en ik een voor mijn gevoel heel magere score van 79 had. Hoe kan dat toch, heb ik mij direct afgevraagd. Ik snapte er niks van. Het heeft volgens mij alles te maken gehad, met het niet die twee klassen over mogen slaan. Ik kon alles zo makkelijk, dat ik geen doorzettings- en uithoudingsvermogen heb gekweekt. Heb kunnen kweken omdat ik niet meer aan mijn arm naar de voorkant van de klas ben gesleurd om daar mijn ding te doen. Aan de ene kant bijzonder spijtig, want het had zo mooi kunnen zijn. Dan had ik het gymnasium gedaan en de universiteit daarna. Het heeft niet zo mogen zijn. Waarschijnlijk was ik dan niet de mens geworden die ik nu ben. En met de mens die ik nu ben, ben ik blijer dan met de mens die ik dan was geworden. In de terugkijk ben ik dus blij met die miskleun.
Ik was dus gauw klaar met fouten maken. Die instelling heb ik meegenomen naar het werk. Geen fouten maken. Of toch zo weinig mogelijk. Dat levert een reputatie op. En als het dan toch een keer mis gaat, dan komt dat des te harder aan en zorgt het voor meer verrassing.
Ik was zeer gelukkig dat ik een project onder mijn hoede had gekregen op het werk, wat ik helemaal kon doen en inrichten op mijn manier. Toen ik met verlof ging voor de zomervakantie had ik er voor gezorgd dat mijn handleiding en uitleg zo was dichtgetimmerd, dat de vervangers niets anders konden doen dan het juiste: mijn manier van werken letterlijk kopiëren. Mijn verbazing was zeer groot en mijn verontwaardiging nog groter, dat het mijn vervangers toch gelukt was om het anders te doen.
Als je iemand voor drie weken vervangt, dan ga je niet aan zijn of haar systeem rommelen, als hij het daarna weer overneemt. Als vervanger ben je te gast. In mijn wereld zeer logisch en vanzelfsprekend. Niet in die van mijn vervanger. Toen ik van verlof terugkwam, kwam ik erachter dat mijn manier van werken niet was gevolgd. Dat viel bij mij verkeerd, na al die moeite die ik in de handleiding had gestoken om te waarborgen dat het zou doorlopen zoals ik had opgezet. Daarbovenop waren de collega’s minder tevreden met de vervanging dan met mij.
Mijn fout was het verwachten dat de collega er net zo over dacht als ik: als vervanger ben je te gast. En daarbovenop de handleiding zo dichttimmeren dat er geen andere mogelijkheid bleef, dan mijn manier. Mijn manier was niet de makkelijkste, maar wel de mooiste en duidelijkste. Dat ik dan boos werd, was logisch, maar dat had ik tactischer kunnen aanpakken. Uiteindelijk bleef ik nog bozer over, want ik werd niet begrepen. De intentie van mijn handelen was zorgen voor duidelijkheid, gemak en gericht op de toekomst. De uitkomst was dat ik gezien werd als een dictator die per se zijn zin moest hebben. Zo bedoelde ik het niet, maar zo kwam het wel over. Ik werd in ieder geval, linksom of rechtsom, niet begrepen. Oh well, de story of my life. Maar dit niet geheel terzijde.
Als ik mezelf weer eens bezig zie om alles uit te stellen of vooruit te schuiven, dan geef ik mezelf flink op mijn sodemieter. Harder dan ik zou zijn als ik het iemand anders zie doen. Voor die ander vind ik vaak een verzachtende omstandigheid. Voor mezelf gelden geen verzachtende omstandigheden. Eigenlijk doe ik dat omdat ik ergens bang ben om te falen in wat ik weet dat ik heel goed kan. Dan is het beste nog niet goed genoeg. Dan gun ik mezelf de tijd niet om na te denken, te overpeinzen, te contempleren. Het eerste woord wat op papier komt, de eerste zin, het eerste hoofdstuk, het hele boek, moet in één keer goed zijn. Niks krassen, tippex gebruiken, backspace of delete.
Van de eerste keer goed, op straffe van het de volgende keer niet meer te mogen doen. Ik heb daar twee heel eenvoudige voorbeelden van. Ik had een keer moeite om een limonadefles te openen op de reguliere manier en vond mijn eigen manier uit. Dat was niet goed. In het vervolg namen mijn ouders mij de fles uit handen en deden het zelf. Ik schilde mijn appel een keer zelf. Dat ging nog niet geweldig voor de eerste keer. Akkoord, het was mij niet voorgedaan, dus ik moest het even zelf uitvinden. Erg ging teveel appel mee met de schil, vonden mijn ouders. In plaats van het een keer goed voor te doen en mij te leren hoe ik het zelf kon doen, desnoods op mijn manier, werd ik afgeserveerd met de mededeling: "Ik zal het in het vervolg wel doen, want jij kunt het toch niet."
Dat ik op het werk zo boos werd, had indirect hier mee te maken. Ik werd weer niet gezien, het, ik, was weer niet goed genoeg.
In intermenselijke relaties, liefdesrelaties of anderszins, draait bij mij alles om vertrouwen. Wordt het geschonden, dan is er eigenlijk geen basis meer om verder te gaan, als het aan mij ligt. Dan word ik wantrouwig. Ook tijdelijk naar degenen die ik wel helemaal vertrouw. Dat is jammer. Ik doe dat uit een soort van zelfbescherming, denk ik. Als dat gebeurt, dan is het eigenlijk direct om zeep. Gebeurt zoiets op het werk, dan kan ik beter ander werk gaan zoeken, want ik ben dan vaak mijn plezier en gevoel van veiligheid en geborgenheid, er op mijn plaats te zijn, kwijt. Doe ik dat niet en blijf ik, dan krijg ik dat vanzelf terug in de vorm van fysieke of mentale ongemakken.
‘De enige weg om succesvol te worden is fouten maken’. Dat is nou zo’n uitspraak waar ik vroeger niks mee kon. Al wat ik oogstte met fouten maken, was veroordeeld worden. Ik werd gelijk, als mens, afgeschreven. Nu begrijp ik zo’n uitspraak beter. Als je al perfect, zonder fouten, bent, valt er niks meer te leren. Van fouten kan ik leren, om het volgende keer anders en beter te doen. Met vallen en opstaan leer ik uit eindelijk de voor mij best passende manier te vinden en uit te voeren. Ik ben heel blij dat ik dat uiteindelijk zelf heb kunnen uitvogelen en leren toepassen. Mijn leven is er een stuk makkelijker op geworden, en ik ben veel milder geworden voor anderen en voor mezelf.
Reactie plaatsen
Reacties