In het Engels heet de titel van het stuk wat ik deze week ga schrijven ‘The waiting game’ maar een Nederlandstalige afgeleide daarvan wens ik niet te gebruiken. Wachten is voor mij geen spelletje. Wachten is wel een belangrijk element in mijn leven, op verschillende manieren.
Wachten in de vorm van procrastinatie. Wachten als levensstrategie voor de Projector, 1 van de 4 of 5 types volgens Human Design. Het wachten, tegen beter weten in, op erkenning en gezien worden als volwassen volwaardige mens en alles wat mij AldezAldez maakt, door ouders die het tegenwoordig zo moeilijk hebben met zichzelf dat mijn wachten inmiddels bijna vergeefse moeite is. Wachten op de verlossende laatste dag op het werk waar ik een jaar lang naar had uitgekeken. Wachten op de uitslag van de echo van de lever waarna ik eindelijk naar huis kan. Wachten op de Dood die niet komt, omdat ik met mijn wijsvinger precies op tijd de juiste beweging uitvoer. Wachten op Amaya, voor ze me naar huis brengt uit het specialistisch centrum waar ik helemaal niet wil zijn in mijn toestand. Zo, dat is wel voldoende om een aardig stuk over te gaan schrijven. Ik zal het onderdeel voor onderdeel uitspitten.
Procrastinatie, oftewel ‘vrijwillig uitstellen van taken die men eigenlijk wil of moet doen en waarbij men weet dat het uitstel waarschijnlijk niet goed is en tot moeilijkheden of extra stress zal leiden’ (bron: Encyclo.nl).
Hoe ben ik tot dat uitstelgedrag gekomen? Ik ben het eens nagegaan voor mezelf. Ik had er nog geen last van voordat ik naar de middelbare school ging. Pas in de puberteit is het ontstaan, onder invloed van het pesten. Ik wilde eigenlijk zo min mogelijk opvallen. Thuis wilde ik ook zo min mogelijk opvallen. We hadden van jongs af aan al meegekregen dat we ‘geen leven’ mochten maken. Ik had dat zodanig tot in de puntjes weten te perfectioneren, dat mijn ouders vaak niet in de gaten hadden dat ik thuis was. Ik had ook een hekel aan het krijgen van, in mijn ogen, onterechte kritiek. Onterecht in de zin van op werkelijk alle slakken zout leggen. Als ik geen fouten maakte en alles, naar mijn weten, perfect deed, kon ik dus geen kritiek krijgen. Dan had ik buiten mijn ouders gerekend. Als ik het perfect had gedaan, had het ook sneller gekund, of, liever nog, op hun manier. Ik vond dat zo onterecht, dat ik taken tot op het allerlaatste moment ging uitstellen. Ik wist dat het inderdaad niet goed was. Het betekende dat ik dus snel moest zijn en foutloos. Dat lukte mij meestal niet.
Het leidde dus inderdaad tot moeilijkheden, commentaar en kritiek, en extra stress. Zo ging het op een gegeven moment ook met huiswerk. Veel deed ik op het laatste moment, waardoor het dan ineens snel, snel af moest zijn, en ik juist fouten ging maken. Dat kon ik dan weer niet hebben, zodat ik bovenop kritische ouders en pestende klasgenoten ook nog mijn eigen toorn over me heen kreeg. Die was nog scherper en pijnlijker dan de kritiek van iemand anders. Ik was ervan overtuigd dat het nodig was, om mezelf bij de les te houden om zo goed mogelijk te presteren. Ik was eigenlijk harder voor mezelf dan anderen waren voor mij en ik voor anderen.
(Jaren later leerde ik de theorie van Positieve Desintegratie van Dabrowski kennen. Daarin herkende ik heel veel van mezelf en hoe ik deed en nog steeds doe. De Dynamismen en de drie factoren, heb ik het dan over. (Eigenlijk is dat een apart stuk om over te schrijven waard. Nog misschien niet eens z’n slecht idee. Niet hier, maar in een ander onderdeel van ‘Bewust Leven’. Om dat onderwerp eens serieus uit te diepen)).
Ik ging desondanks steeds meer uitstellen en voor me uitschuiven. Als het me enigszins in de problemen kon brengen, vanwege commentaar, kritiek of anderszins, stelde ik de taak, de opdracht zo lang mogelijk uit. Hoe slechter ik in mijn vel zat, hoe erger het werd. Later ging ik dat ook op het werk doen, met moeilijke opdrachten of taken waar ik geen zin in had, of nog niet goed kende. Nog later in het huishouden van hetzelfde laken een pak. En iedere keer weer breng ik vroeg of laat mezelf in last. Als ik wat beter in mijn vel zit, gaat het beter. Dan kan ik kritiek en commentaar beter handelen. Dan stel ik eigenlijk heel weinig uit. Ik heb het wel eens eerder uit willen vlooien, het hoe en waarom. De theorie van Dabrowski en Human Design leerden mij dat ik de wereld heel intens en persoonlijk beleef. Wat voor een ander een simpele voetnoot, een opmerking in de kantlijn, is, komt bij mij, mede omdat ik het zo persoonlijk opneem, binnen, even grof gezegd, alsof de wereld vergaat. Ik til eigenlijk veel te zwaar aan die feedback. Tegenwoordig gaat het al een stuk beter, zeker als ik heel goed in mijn vel zit. Het heeft er mede toe bijgedragen, dat ik een kei ben geworden in energieën lezen en sferen en personen aanvoelen.
Ik bracht net Human Design ter sprake. Een mooi bruggetje voor de tweede gedaante van Wachten in mijn leven. Wachten als levensstrategie. Ik zal het zo kort mogelijk houden, want ook dit onderwerp is zeer geschikt om dieper in te duiken. In Human Design, op basis van mijn geboortegegevens, ben ik een Projector. Ik ben een Projector met een autoriteit die uitgaat van instinctieve keuzes maken in het moment. De strategie van de Projector is: wachten op de uitnodiging. Zelf initiëren gaat ook, maar dan brengt de activiteit vaak niet wat ervan wordt verwacht. Wachten op de juiste uitnodiging zorgt voor de juiste omstandigheden. Degene die uitnodigt is bereid en de uitgenodigde is gezien en erkend voor dat waar hij goed in is. In een wereld waarin iedereen geleerd wordt te doen en ervoor te gaan, wordt van een Projector aangegeven dat hij, met name voor de grote onderdelen van het leven, het best af is als hij wacht en ingaat op de juiste uitnodiging. Dat vraagt om een omslag in gedrag. Ik nam heel vaak het initiatief, bijvoorbeeld in gesprekken, om dan te merken, dat mijn inbreng niet ontvangen werd zoals ik had verwacht. Wachten was het devies. Ik ging toch de tactiek eens toepassen. Ik nam de proef op de som. En jawel, het bleek nog te werken ook. Wachten tot de ander iets vraagt voordat ik mijn mening geef bijvoorbeeld, geeft betere reacties dan wanneer ik deze ongevraagd geef. Het lukt nog lang niet altijd goed, en vaak neem ik wel initiatief. Vaker wel dan niet, merk ik dan alsnog dat het resultaat niet werd, wat ik ervan had verwacht. Zo gaat dat met Human Design. Geloof het niet, maar probeer het uit en zie voor jezelf of het werkt voor jou.
De voorbeelden die ik opnoemde, daarvan hebben de laatste paar met elkaar te maken. Laat ik die bij elkaar nemen en er een geheel van breien. Deze voorbeelden zijn de uitkomst van een brainstormsessie met mezelf over het onderwerp ‘voorbeelden aandragen van wachten in mijn leven’.
De ziekenhuis episodes zijn her en der in deze serie al geregeld voorbijgekomen. De eerste keer, in 2011, was ik na een paar dagen, voor mijn gevoel al wel enigszins opgeknapt. Dat was op een bepaalde manier wel een beetje bedrieglijk, want ik was nog maar amper uit bed, laat staan van mijn kamer geweest. Ik moest nog een onderzoek ondergaan, een echo van de lever, omdat de leverwaarden, naar ze zeiden zo enorm hoog waren. Voor ik het echo-onderzoek kreeg, ging er al wat tijd overheen, de uitslag liet ook op zich wachten. Het werd over het weekend getild. Prima, een boek, Opwindvogelkronieken, en de radio, boden afleiding, maar mijn hele dag met lezen vullen, was nog wat al te veel gevraagd. Ik voelde me goed in mijn kamer. Als ik er eens buiten mijn kamer ging kijken, werd het me al gauw wat veel. Te veel indrukken, te hevig? Op dat moment zeker. Hoe langer de wacht over het weekend heen duurde, hoe ongeduriger ik werd. Ik begon me te vervelen, maar stond een beetje schaak, omdat het op mijn kamer wel veilig en beschut was, maar saai. Terwijl voor langere tijd buiten mijn kamer zijn, me weer de kriebels gaf, vanwege de vele intense indrukken. Uiteindelijk kwam dinsdag de uitslag, prima de luxe waarden, en begon het wachten deel II, op het verlossende woord, dat ik naar huis mocht. Pas aan het eind van de middag was dat, geloof ik. Heel irritant, weten dat het in orde is en dan moeten wachten tot een arts tijd heeft om te vertellen dat ik naar huis mag.
Naar huis mogen, was een jaar later, een uitdrukking met een dubbele betekenis. Na een nacht lang strijd geleverd te hebben, begon mijn weerstand het te begeven en was ik niet heel ver meer verwijderd van het punt dit leven te verlaten en terug ‘naar huis’ te gaan. Ik had er al vrede mee gesloten. Ik wist gewoon redelijkerwijs niet meer logisch te verzinnen wat ik moest doen om het tij te doen keren. Het speelde zich in werkelijkheid af in een paar seconden tijd, maar voor mijn gevoel duurde het minuten of uren. ‘Ok dan. Hier ga ik,’ dacht ik in mezelf. Maar ik had buiten mijn levenswil gerekend, die groter was, dan ik me besefte. Ineens wist ik instinctief wat ik moest doen om mijn leven hier voort te zetten. Ik bracht, zonder nog goed te beseffen wat k eigenlijk deed, mijn rechterwijsvinger naar mijn derde oog en drukte ‘de knop’ in. De strijd was over, ik had net voor de bel ging de juiste knop gevonden. Ik verliet het leven niet, maar naar huis, als in naar Amaya en Wuf, ging ik ook nog niet.
Ik werd overgeplaatst naar het specialistisch centrum, waar ik helemaal niet wilde zijn. Ik wilde rusten en slapen en niks aan mijn hoofd. Daar hadden ze in het centrum andere gedachten over. Toen ik te horen kreeg dat ik daar vrijwillig was, heb ik gelijk in gang gezet dat ik naar huis kon gaan. Maar die 24 uur waren de langste van mijn leven. En de spannendste ook, want ik moest er zien weg te geraken zonder dat mijn situatie verslechterde. Met een uiterste wilsinspanning lukte dat uiteindelijk. In de auto op weg naar huis, kwam de spanning er wel uit. Dat duurde nog een paar dagen en daarna ging het langzaam maar zeker beter. Ik heb geregeld gedacht, hoe heb ik het toch klaargespeeld om na zo’n intens nachtelijk avontuur in het ziekenhuis nog de kracht en de energie op te brengen om in een stuk thuis te komen. Het was een prima voorbeeld, van het leven geeft je zoveel als wat je aankunt. Het thema van mijn leven, volgens de Tzolkin: er op leren vertrouwen, weten, dat hetgeen ik in het leven op mijn bord krijg, dat ik dat aan kan. Ik leefde nog, moest wel mijn conditie serieus terug opbouwen, maar ik was er nog en kon het dus inderdaad aan. Dat was eerlijk gezegd meer, dan ik mezelf credit voor had gegeven.
Ik heb het jarenlang enorm naar mijn zin gehad op het werk. Maar na de twee ziekenhuisepisodes en een daaropvolgende existentiële crisis, die, hoewel ik dat toen nog niet bewust wist, een uiting was van HB, werd die zin langzaamaan minder. In het begin ging het juist beter. Ik mocht een nieuw opgezette servicedesk in mijn eentje bemannen en inrichten naar mijn goeddunken. Ik kreeg alle vrijheid en die nam ik met beide handen aan. Ik ging helemaal los. Van het eenvoudige maar geweldige leuke taakje in het begin, bouwde ik het uit naar een uitgebreid pakket. Toen twee regio’s werden samengevoegd, begon de klad erin te komen. Om allerlei redenen werd het werk steeds minder leuk. De sfeer werd meer en meer onaangenaam en ik werd bewust tegengehouden van een functie op een hoger niveau. Dat leidde tot nachten van wakker liggen waarin ik gevoerde gesprekken opnieuw voerde maar dan beter, of ik bereidde mogelijk komende gesprekken alvast voor. Beide vormen nutteloos, het ene was al geweest, en niet meer terug te draaien, de mogelijk nog komende gesprekken zouden nooit plaatsvinden. Ik voelde dat het ten koste van mijn gezondheid zou gaan als het nog langer zou duren. Ik kon toen met een regeling weg, maar die zou pas een jaar later in gaan. Dat jaar werd een heel lange uitputtende tijd van wachten. Tegen het eind van het jaar was mijn functie ondertussen door de dictator van een vrouwelijke leidinggevende zo uitgehold, dat ik meer dan driekwart van de tijd iets voor mezelf deed, een cursus lifecoach, in plaats van echt werkte.
De run naar eind december was een bijzonder inspannende, want ook al wist ik dat ik weg zou gaan, ik kon het niet laten mij druk te maken over zaken die in mijn ogen bijzonder oneerlijk en onrechtvaardig waren. Uiteindelijk was de keuze om weg te gaan, de juiste. Ik geloof niet dat veel mensen in mijn omgeving het echt met mij eens waren. Collega’s vonden het spijtig en moedig en sommigen heb ik serieus aan het denken gezet. Maar goed, dat niet geheel terzijde. Het onderwerp is wachten en ik heb nog een aspect te gaan om uit te diepen.
Was het jaar wachten op het werk een lange zit. Het wachten op erkenning en gezien worden als volwaardige volwassen mens door mijn ouders is een wachten dat nog steeds voortduurt en, zoals het er nu naar uitziet en zonder dat ik er zelf iets aan doe, een wachten wordt dat niet eindigt. Ik wilde dat nooit snappen. Pas sinds ik bewust bezig ben met persoonlijke groei ben ik gaan inzien, dat ik de ander en zijn manier van kijken, zijn beeld van mij, niet kan veranderen. Daar heb ik geen invloed op. De ander kijkt vanuit zijn of haar referentiekader. Dat is per definitie een ander referentiekader dan dat van mij.
Zij hebben ervoor gekozen om mij te blijven zien als een kapot individu. Iemand waaraan iets mankeert, niet meer te repareren, waar levenslang voor gezorgd moet worden. Het is waarschijnlijk daarom, dat ze zo weinig energie gestoken hebben in mij op te voeden als een volwassen volwaardig mens. In hun ogen zou ik nooit een normaal, lees zoals zij zijn, mens kunnen geworden zijn. Er mankeert iets aan. Zo weinig mogelijk energie in steken er kan toch niets van komen. Misschien is dat hun manier geweest van het voorkomen van teleurstellingen. Ik sluit het niet uit. Feit is en blijft, dat ze mij nooit als volwaardig kind, volwaardige puber en volwaardige volwassen mens hebben gezien. In plaats mij zo goed mogelijk alles te leren om toch zover mogelijk vooruit te kunnen, hebben ze mij niets geleerd. Het wordt soms gezien als, dat ze mij uit de wind gehouden hebben, dat ik een verwend nest was. Zo heeft het misschien eruit gezien, maar zo heb ik het niet beleefd. Ik heb het beleefd en gevoeld als een nalatigheid, op zowel fysiek, emotioneel als intellectueel vlak.
“Laat hem maar bezig, dat hoort bij zijn ziektebeeld’, was ook zo’n vaak gebezigde uitdrukking. Het zogenaamd ziektebeeld gebruiken als excuus om niets te hoeven ondernemen om deze mens zijn beste visie van zichzelf te laten worden. Ik noem het nalatigheid en in een kwade bui durf ik het zelfs mishandeling te noemen. Mishandeling door niets te doen. Ik heb altijd en nog steeds de indruk, dat ik niet gezien word, niet erkend voor de mens die ik geworden ben.
Tegen dat beeld heb ik een tijd lang gevochten. Ik wilde gezien en erkend worden. Ik kon al lezen, schrijven, praten en redeneren als een volwassen mens, toen ik nog geen 4 was. Als dat niet kan tellen als prestatie. Ik werd niet gezien. Ja, er werd een brief geschreven naar de Margriet, of een ander tijdschrift, die nog werd geplaatst en goed was voor een prijs ook. Ik had een of twee klassen mogen overslaan in de lagere school. Nooit gebeurd. Een levend bewijs, dat ik niet gezien en erkend ben.
Ik ben ertegen gaan vechten. Ik zorgde ervoor dat ik gezien werd. Ik nam een schaar uit de winkellade en knipte een stuk uit mijn pony. Maar dat kon ik nooit gedaan hebben. Mijn broertje, die niet eens in de buurt was, kreeg nota bene de schuld. Ik werd niet gezien. Jaren later regelden mijn ouders vakantiewerk voor mij, maar meldden al tevoren dat ik met mijn mankement niet mocht gepest worden. Er werd al van uitgegaan dat dat zou gaan gebeuren en dat ik niet voor mezelf op kon komen. Ik werd niet gezien. Toen ik later eigenhandig een echte baan versierde, zonder kruiwagen, konden ze dat niet snappen. Alsof ik niets zou kunnen. Geen proficiat, wel verbazing over hoe ik dat toch gedaan had. Ik werd niet gezien.
Als er in de familie iets ernstigs gebeurt, een ziekte of erger, dan mag ik dat niet direct weten, dat moet heel voorzichtig gebracht worden, ‘vanwege zijn ziektebeeld’. Ik kwam er dan vaak pas later achter. Ze zijn even vergeten, dat toen de vader van mijn eerste vriendin in het ziekenhuis lag en doodging, ik aan zijn ziek- en sterfbed heb gezeten en zijn hand heb vastgehouden. Ik was de rust zelve.
Ik richtte een coaching praktijk op. Nog nooit een woord van proficiat voor gekregen. De praktijk was niet succesvol, maar ik had het wel maar mooi gedaan. Niet gezien, niet erkend. Toen ik voor de eerste keer in het ziekenhuis lag, waren mijn vader en moeder al aan het regelen dat ik naar Antwerpen werd getransporteerd, zonder eerst met Amaya, mijn vrouw te overleggen. Dat alleen al zegt genoeg over hoe ik gezien werd en erkend voor wie ik ben.
Ik ben me in de loop van mijn leven in enorme bochten gaan wringen om toch maar gezien te worden. Vuurtje stoken, glazen en ruiten ingooien, stelen (nooit gepakt, ik kon het immers nooit gedaan hebben). Later lag het bewijzen op een ander meer subtiel niveau: veel en voor mijn beurt praten, laten zien dat ik iets goed kon, enzovoort. Maar het werkte meer in mijn nadeel dan andersom.
Op een gegeven moment heb ik ervoor gekozen om het niet meer belangrijk te vinden. Ik krijg hen, mijn ouders, niet veranderd, ik kan ze niet dwingen om hun visie te wijzigen, als ze het van binnen niet voelen. Ik weet en voel dat hoe ik doe en wat ik doe iets anders laat zien dan een zielig hoopje mens, zoals mijn ouders mij nog steeds behandelen. Ze kunnen niet anders, ze zijn vastgeroest in hun ingesleten patronen. Het is zoals ze het zelf aangeven: ‘We zijn te oud om te leren’. Dat zegt genoeg.
Ik heb mijn leven lang gewacht op en gestreefd naar erkenning en gezien worden. Het zit er niet meer in. Ik heb me erbij neergelegd. Ho, het heeft tijd gekost en heel wat woede en tranen voor ik dat heb kunnen accepteren. Ik praat er nu makkelijk over, maar dat heeft nogal wat tijd gekost om dit te kunnen doen, zonder boos te worden of verdrietig. Nu ik dit schrijf voel ik het verdriet nog en de teleurstelling. Maar het wachten op de erkenning is over. Ik ben eens verder gaan kijken en heb ontdekt dat ik een vrouw heb en een hond en lieve vrienden die mij wel zien en erkennen voor wie ik ben. En bovendien heb ik geleerd om mezelf te erkennen, mezelf te zien voor wie ik ben. Dat was nog niet zo makkelijk, want daar lag heel wat traumatische ervaringen op. Maar het is me gelukt. Ik durf mezelf tegenwoordig glimlachend in de spiegel in mijn ogen te kijken En dat doet enorm veel deugd.
Reactie plaatsen
Reacties