Hoe ik mijn tienerjaren beleefd heb, is andere koek dan mijn kinderjaren. Pas rond mijn 10e levensjaar wordt het een beetje helder voor mij. Van voor die tijd heb ik een aantal fragmentarische herinneringen van een enkele gebeurtenis. Dat we bij opa logeerden tijdens de verbouwing van het huis. Het moment dat mijn beste vriendjes de kleuterklas binnenkwamen. Het moment dat de juffrouw van de eerste klas mij naar een bankje voor in de klas sleepte, waar ik in een boekje mocht lezen, wat wel op mijn niveau was. Dat zijn de eerste die mij te binnen schieten. Rond mijn tiende jaar worden de herinneringen wat meer structureel van karakter. In eerdere blogs heb ik het daar al over gehad.
De jaren met weinig herinneringen waren in vergelijk zorgeloze jaren. Of ze werkelijk zorgeloos waren, of dat ik (on)bewust door mijn omgeving ben beschermd tegen mogelijk al te veel tegenwind van het leven, is niet definitief te zeggen. Mijn verwachting en gevoel zegt me, dat het het laatste is geweest. Het is met de beste bedoelingen gedaan, maar het zorgde er wel voor dat ik eigenlijk niet voorbereid was op het hardere leven op de middelbare school. Ik had me niet assertief leren opstellen, niet geleerd om terug te vechten. Thuis werd alles wat rook naar onenigheid, zij het het uitwisselen van meningen, discussies of ruzie, in de kiem gesmoord. Het mocht er niet zijn. Ik had niet de gelegenheid om te leren van mij af te bijten. Kortom, de tienerjaren waren voor het grootste gedeelte niet geweldig leuk. Vanaf mijn 12e nam mijn levensplezier een duikvlucht. Pas rond mijn 18e werd het beter toen ik mijn eerste vriendin en haar vrienden leerde kennen. Het leidmotief voor die jaren is, met name tijdens mijn middelste tienerjaren, een dikke huid kweken van de tegenslagen die ik te verwerken kreeg. Ik hou van lijstjes. Daarom vind ik het leuk om een lijstje te maken van de belangrijkste gebeurtenissen per levensjaar.
10: de liefde voor muziek begint zich af te tekenen. Voetbalplaatjes sparen, voetbal kijken op tv en met Playmobil en in de blauw-gele map fictieve competities bijhouden.
11: Ik leer De top 40 kennen en begin de papieren versie te sparen
12: Ik ben zeer teleurgesteld in mijn uitslag voor de citotoets. Het afscheid van de lagere school valt zwaar. Ik verlies mijn ruggensteun: Opa gaat dood.
13. Ik word op een maandagnacht wakker in een soort stuip en wordt (onterecht, naar pas veel later blijkt) gediagnosticeerd met epilepsie. Dat zette in feite mijn leven op zijn kop. Het pesten begint langzaamaan. Mijn eigenwaarde begint te verminderen. De wereld is toch niet zo leuk als ik altijd heb gedacht.
14. Muziek wordt steeds belangrijker. Ik maak nu ook top 40’s voor mezelf. Prestaties op school matchen niet met mijn eigen verwachting.
15. Ik word meer en meer gepest. Ik word van de trap gegooid door een oudere leerling. Mijn ouders geloven het niet, denken dat ik lieg. Dat doet pijn. Seksuele voorlichting leer ik uit een boek, wat van een eind door mijn moeder op mijn bed gegooid wordt. “Kijk er maar eens in”. Nooit meer op terug gekomen. Ik zou het niet per se erg vinden om dood te gaan en zeg dat ook. Moeders reactie is tekenend en laat zien dat ik niet word begrepen. Ik voel me alleen, niet alleen op school maar ook thuis.
16. Prestaties op school lopen steeds verder terug, tot mijn eigen teleurstelling. Ik snap het niet en beschik ook niet over de tools om de neerwaartse lijn om te keren. Ik spreek me er niet over uit, word toch niet begrepen en ik wil een ander er niet mee belasten. Het is toch ergens mijn eigen schuld en verantwoording, ook al weet ik niet hoe ik het moet veranderen.
17. Het onvermijdelijke gebeurt. Ik blijf zitten in VWO 5. Ik was in de loop van de jaren ongemerkt steeds slechter gaan zien en blijk een bril, hard, nodig te hebben. Ik word al gepest met alles wat ik mankeer, dat in het oog springt. Dan zou ik verwachten te opteren voor een wat minder opvallende bril. Moeder, ja, inderdaad, ik had niet echt eerste zeg over de keuze van montuur, koos echter voor een uitgesproken montuur. Het logische gevolg was dat ik nog harder werd gepest en een bijnaam rijker werd ‘Buddy’ (vanwege Buddy Holly). Dank je wel moeder, voor het empathisch meedenken…Ik ben ook gaan roken. Eerst stiekem maar daarna niet meer zo stiekem. Soms biets ik uit het pakje Belga van vader.
18. Aan het eind van mijn 17e levensjaar draait de wind en krijg ik zowaar verkering met Roos. Ineens hoor ik bij een groep, een vriendenkring, die mij wel waardeert en ziet staan. Ik word in de familie van Ros opgenomen en voel me daar helemaal op mijn gemak. Ik had gedacht met het bereiken van de leeftijd van 18 van heel de rotzooi af te zijn. Ik werd voor de wet volwassen. Toen ik dat zei tegen mijn ouders, was hun reactie: ‘Wij bepalen wel of en wanneer je volwassen bent.’ Ik snapte hun reactie niet en begreep het nog minder.
19. Ik slaag uiteindelijk, zonder al te veel overschot, en ga studeren en (parttime) samenwonen. Ik rook inmiddels shag en stop er geregeld een klein beetje wiet in.
Toen ik 15,16 was ging het dus steeds slechter op school. Mijn punten waren onwaardig voor iemand die voordat de kleuterschool begon al kon lezen, klokkijken en praten als een volwassene. Aan het eind van het vijfde schooljaar zag ik op het uitslagenbord dat ik niet over was naar het examenjaar. Dat was zo’n teleurstelling en ergens was ik ook zo boos op mezelf. Ik ben zonder verder iets te zeggen op mijn fiets gestapt en ben bewust een heel eind omgereden voordat ik naar huis ging. Mijn eerste idee was om mezelf in het ongeluk te rijden. Om op de een of andere manier uit deze wereld te stappen. Ik wist alleen niet hoe. En al had ik wel geweten hoe, ik had het niet gekund. Het was niet de laatste keer dat ik dacht aan uit het leven te stappen. Het is me nooit gelukt. Ik denk er wel aan, maar op een of andere manier lijk ik niet voortijdig te mogen stoppen. Het lijkt alsof mijn instellingen zodanig zijn geprogrammeerd, dat de optie zelfdoding is uitgeschakeld.
Mijn vrienden van de lagere school, die inmiddels voor mijn gevoel niet meer echt vrienden waren, hadden mij wel in de smiezen gehad en hadden naar mij thuis gebeld dat ik ‘overstuur’ van school was weggefietst. Ze waren mij dus toch niet echt vergeten. Dat deed mij wel deugd. Toch is dit de donkerste herinnering van mijn tienerjaren.
Mijn favoriete herinnering aan mijn tienerjaren is dat ik aan het eind daarvan samen met mijn vriendin het vrijen ontdekte. Ik wist eigenlijk van niks al het daar op aan kwam. Ook hier was mij niets verteld. Zoals bij zoveel normale levensonderdelen, waren mijn ouders ervan ervan uitgegaan dat dat wel niet voor mij weggelegd zou zijn. Voor mezelf zorgen, zou ik nooit kunnen. Lichamelijke liefde zou ik wel nooit leren kennen, wie moest zo iemand nou hebben? Daar waren ze vanuit gegaan. Niemand zou voor mij willen zorgen, zoals zij voor mij zorgden. Dus ik zou mijn contacten beter zakelijk houden en niet te intiem worden, dat zou alleen maar tot onnodige teleurstelling leiden. Ze hadden het hier grondig mis. Ik had die zorg helemaal niet nodig. Ik wist mezelf beter te redden, dan ze ooit zullen willen zien.
Ik leerde dus de lichamelijke liefde kennen. Dat was een openbaring. Wat kon ik daarvan genieten. Ik vond in het vrijen wat ik al die jaren had gemist. Welgemeend, innig, intiem, fysiek contact. Met elkaar gedeelde genegenheid. In elkaar verstrengeld vonden Roos en ik eigenlijk wat we allebei tot dan toe hadden ontbeerd en gemist. Ik werd gezien, erkend en bemind. Het was voor mij een lifechanger. Ik voelde me zo goed, dat mijn ‘ziekte’ spontaan naar de achtergrond verdween, alsof het er nooit was geweest.
18 worden, was belangrijk voor mij. Voor mijn idee was ik dan geen kind meer, maar volwassen, voor de wet dan toch. In mijn naïviteit dacht ik vanaf dat moment dus op gelijke voet te staan met andere volwassenen en dat ik ook als zodanig werd benaderd. Dat viel dus heel tegen. Hier stak mijn idealisme al een beetje de kop op. Ik zag mijn idealen niet beantwoord worden. De reactie van mijn ouders, zoals ik hierboven meldde, spreekt boekdelen. Ik mocht vanaf dat moment wel stemmen en alcohol drinken, maar ik mocht niet bij de andere volwassenen aan tafel zitten en aan hun gesprekken meedoen. Iets waar ik me al jaren op had verheugd. Ik zou vanaf mijn 18e verjaardag erbij horen. Mijn stem mocht gehoord worden en er zou nu naar geluisterd worden, want ik was ook volwassen, voor de wet. Helaas. Dat viel zwaar tegen. Er werd net zo goed niet naar mij geluisterd, ik moest bij de ‘jongere garde’ blijven zitten. Ik snapte dat niet. Ik wilde dat niet snappen en doe dat nog steeds niet. Het is blijkbaar de normaalste zaak van de wereld dat het zo gaat. Alleen ik vind dat niet zo normaal. Ik loop wel tegen meer van dat soort muren op. Het is lang frustrerend geweest. Inmiddels kan ik er beter mee overweg. Ik neem het niet meer al te persoonlijk op. Mijn mening is sinds die tijd echter niet gewijzigd. Ik ben wat dat betreft alleen maar principiëler geworden. En dat is niet altijd even goed voor mijn geestelijk welzijn, hoewel ik inmiddels wel in de gaten heb dat ik voor mijn eigen welbevinden beter wat zachter kan worden. Zowel naar mezelf als naar de rest van de wereld.
Reactie plaatsen
Reacties